Vragen van het lid Schimmel (D66) over "richtlijnen over moeilijk vast te stellen ziektes die arbeidsongeschiktheid veroorzaken". (Ingezonden 23 januari 1997) Vraag 1 Kunnen de Richtlijnen over moeilijk vast te stellen ziektes die arbeidsongeschiktheid veroorzaken door de CRvB naast zich neergelegd worden? Antwoord 1 De door het Tica ontwikkelde verzekeringsgeneeskundige richtlijnen hebben niet de status van wetgeving. Om die reden kan de rechter een beslissing over de aanspraak op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet rechtstreeks aan deze richtlijn toetsen. Dat betekent evenwel niet dat de rechter de richtlijnen zou kunnen negeren. Indien een bedrijfsvereniging besloten heeft de richtlijnen te volgen, maken deze richtlijnen onderdeel uit van het beleid van die bedrijfsvereniging. Op grond van vaste jurisprudentie van de CRvB mag een bedrijfsvereniging niet van eenmaal vastgesteld beleid afwijken, tenzij daar in een individueel geval gegronde redenen voor zijn. Een beslissing die niet strookt met het beleid van de bedrijfsvereniging in wiens naam die beslissing genomen is komt derhalve voor vernietiging door de rechter in aanmerking. Een dergelijke vernietiging is dan dus niet gebaseerd op strijd met de richtlijn, maar op strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Overigens heb ik de uitspraak van de CRvB waar het artikel in NRC over gaat niet de indruk gekregen dat de CRvB de richtlijn in zijn algemeenheid naast zich neer zou willen leggen. De thans bekende uitspraken van de CRvB over de richtlijn "medisch arbeidsongeschiktheidscriterium" betreffen zonder uitzondering gevallen waarin de beslissing over ZW- of WAO/AAW-aanspraken genomen is voordat de richtlijn in werking trad. De CRvB heeft in de betreffende uitspraken om die reden nog geen oordeel gegeven over de status van de richtlijn. Vraag 2 Is aan een Richtlijn geen enkel recht te ontlenen door personen die in aanmerking willen komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering? Antwoord 2 Indien een richtlijn onderdeel uitmaakt van het beleid van een bedrijfsvereniging, mag degene die jegens die bedrijfsvereniging aanspraak heeft op de uitkering ervan uitgaan, dat conform de richtlijn wordt gehandeld. Betrokkenen kunnen dus wel degelijk recht ontlenen aan een Tica-richtlijn, in die zin dat zij de bedrijfsvereniging erop kunnen aanspreken dat beslissingen over uitkeringsrechten niet strijdig met het beleid van die bedrijfsvereniging zijn. Vraag 3 Deelt u de mening, dat de beleidsinzet is duidelijkheid te verschaffen over hoe om te gaan met moeilijk vast te stellen ziektes zoals: chronisch vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie en whip-lash zodat rechtsongelijkheid wordt voorkomen? Antwoord 3 De beleidsinzet is te komen tot zoveel mogelijk uniformiteit in de medische en arbeidskundige beoordeling. Niet alleen bij "moeilijk objectiveerbare aandoeningen" maar ook bij bijvoorbeeld rugklachten en psychische klachten is het inschatten van de resterende arbeidsmogelijkheden geen eenvoudige opgave. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling betreft immers altijd een individueel geval waarin vele factoren een rol spelen. De diagnose is slechts 1 van die factoren. De ene patient heeft bij een bepaald ziektebeeld nu eenmaal meer klachten dan de andere patient. Ook de uit de klachten voortvloeiende beperkingen zijn in het ene geval ernstiger dan in het andere. De richtlijnen zijn enerzijds een handreiking voor verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen en anderzijds een waarborg dat medische en arbeidskundige beoordeling zo uniform mogelijk is. De richtlijn "medisch arbeidsongeschiktheidscriterium" ziet op alle arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen, en dus niet alleen op de beoordeling van personen met "moeilijk objectiveerbare aandoeningen". Van rechtsongelijkheid in de beoordeling van deze personen is dan ook geen sprake. Vraag 4 Deelt u de mening, dat de status van de Richtlijnen op dit moment verschillen in beoordeling bewerkstelligt en dat dit moet worden voorkomen? Antwoord 4 De Tica-richtlijnen hebben de status van advies aan de bedrijfsverenigingen. Zodra een bedrijfsvereniging besloten heeft een richtlijn na te leven heeft die richtlijn de status van beleid van die bedrijfsvereniging. Navraag bij het Tica heeft uitgewezen dat alle bedrijfsverenigingen de verzekeringsgeneeskundige richtlijnen onverkort volgen. Desondanks ontvang ik signalen van particulieren dat hierover onduidelijkheid bestaat. Om die reden heb ik het Tica onlangs verzocht te inventariseren of alle bedrijfsverenigingen besloten hebben de verzekeringsgeneeskundige richtlijnen na te leven, met ingang van welke datum zij dat doen, en hoe zij aan dit besluit kenbaarheid hebben gegeven. Vraag 5 Deelt u het oordeel, dat een mogelijke aanpassing van de wet duidelijkheid kan verschaffen over hoe om te gaan met moeilijk vast te stellen ziektes en dat zo de verschillen in beoordeling in de toekomst kunnen worden voorkomen? Zo neen, zijn er andere mogelijkheden om deze problematiek op te lossen? Antwoord 5 Met de richtlijn "medisch arbeidsongeschiktheidscriterium" heeft het Tica mijns inziens een helder beleid geformuleerd voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling door verzekeringsartsen. Aanpassing van de wet zou die helderheid niet doen toenemen. Het verheffen van een richtlijn tot wetgeving draagt bovendien het nadeel in zich, dat de richtlijn star wordt, en dat aanpassingen slechts moeizaam tot stand komen. Overigens zou ik in dit verband nogmaals willen benadrukken, dat de richtlijn geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering garandeert in alle gevallen waarin op grond van een bepaalde, al dan niet erkende, diagnose uitkering wordt geclaimd. Voor de beoordeling of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat immers niet de diagnose bepalend, maar de vraag os er sprake is van stoornissen, beperkingen of handicaps die ertoe leiden dat betrokkene arbeidsongeschikt is. Tenslotte wijs ik erop, dat het Lisv voornemens is de richtlijnen na de inwerktreding van de Osv 1997 op te nemen in de instructies, die zij aan de uitvoeringsinstellingen kan geven in hat kader van de mandatering. Hierdoor zal het voor het Lisv mogelijk worden om de uitvoeringsinstellingen rechtstreeks aan te spreken op de naleving van de richtlijnen.