Dinsdag, 5 december, Regeling van Werkzaamheden van de Tweede Kamer. ------------------------------------------------------------------- Voorzitter: Wenst iemand nog het woord bij de regeling van werkzaamheden ? De heer Biesheuvel. De heer Biesheuvel (CDA): Voorzitter, blijkens uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, ons hoogste rechtscollege in de sociale zekerheid, blijkt dat steevast mensen, die een beroep doen op een arbeidsongeschiktheids-uitkering in verband met de chronische ziekte ME, dit beroep steeds wordt afgewezen. Nu hebben wij in de Kamer regelmatig uitvoerig over de chronische ziekten, waaronder ook ME valt, gesproken. Ik zou graag van de Staatssecretaris een brief willen ontvangen waarin hij een analyse geeft van de uitspraken van Centrale Raad van Beroep. Als blijkt dat de wet- en regelgeving op dit punt niet deugt, dat hij ook aangeeft, daar wij als Kamer en ook hijzelf beloften heeft gedaan ten aanzien van de chronische ziekten, hoe hij denkt dit probleem op te lossen. Voorzitter: Wenst iemand na aanleiding van dit verzoek het woord ? De heer van Boxtel. De heer Van Boxtel (D66) Voorzitter, ik vind het aardig dat de heer Biesheuvel een punt aansnijdt dat ik morgen ook bij de begroting Volksgezondheid opnieuw aan de orde had willen stellen. Dus ik sluit mij van harte aan bij dit verzoek. U kijkt wat gefronst. Ik heb vorig jaar al aandacht voor deze problematiek gevraagd in het overleg met mevrouw Borst. Die heeft daarop ook contact opgenomen met de heer Linschoten en tot nu toe hebben we uit die hoek nog geen fatsoenlijk antwoord gehad. Voorzitter: Wenst verder nog iemand het woord na aanleiding van het verzoek van de heer Biesheuvel ? Dat is niet het geval. Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de Staatssecretaris. [Uit de Begrotingsbehandeling 1996 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) door de Tweede Kamer.] Donderdag, 7 december, 1e termijn van de Kamer. ---------------------------------------------- De heer Van Boxtel (D66): Vorig jaar, voorzitter, sneed ik bij de begroting en bij de behandeling van de nota "Gezond en Wel" de problemen aan van ME-patienten. Ik ben Minister Borst dankbaar voor erkenning van de ziekte, die zij toen uitsprak. Tevens zegde zij toe om in overleg te treden met Staatssecretaris Linschoten omdat ME-patienten nog steeds grote problemen ondervinden met herkeuringen en aanspraken op de AAW en de WAO. Nu, een jaar verder, blijken die problemen nog steeds te bestaan. Eergisteren heeft ook collega Biesheuvel van het CDA aan de heer Linschoten hierover een brief gevraagd maar ik zou toch nog eens willen vragen of de Minister nog een keer met de heer Linschoten hierover wil gaan praten. Donderdag, 7 december, 1e termijn van de Regering. ------------------------------------------------- Minister Borst: De heer van Boxtel heeft het punt naar voren gebracht over de diagnosestelling "ME" en mij gevraagd om met mijn collega van Sociale Zaken in overleg te gaan. Ik heb op 12 juni bij de bespreking van de nota "Gezond en Wel" de Kamer toegezegd dat ik bij het Nederlands Huisartsen Genootschap na zou gaan of het NHG een standaard of iets soortgelijks zou kunnen maken gericht op diagniosestelling samen met specialisten, die veel ME-patienten behandeld hebben. Op 17 augustus hebben mijn medewerkers hierover overleg gevoerd met het NHG en met heeft toen van NHG-zijde gezegd dat het opstellen van een echte standaard over ME niet opportuun is omdat er op dit moment geen internationale consensus is over de manier waarop men de diagnose precies moet stellen en wetenschappelijke onderzoekgegevens zijn ook nog altijd schaars. Maar de NHG heeft zich bereid verklaard om met enkele ME-specialisten orienterende te gaan spreken over het stellen van de diagnose -of er toch niet iets van een leidraad op schrift te stellen is. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt tussen het Nederlands Huisartsen Genootschap en drie medische specialisten van het Academisch Ziekenhuis in Nijmegen -U weet, men heeft daar speciaal veel belangstelling voor dit syndroom. Ik heb het NIFEL bereid gevonden om mee te helpen bij de voorbereiding, ondersteuning -om het allemaal een beetje netjes te laten verlopen- en te zorgen voor een goede verslaglegging van die gesprekken. Dat wordt door mijn Ministerie gefinancierd. Ik stel voor om de resultaten hiervan eens even af te wachten alvorens ik dan weer opnieuw ik dan weer met de collega van Sociale Zaken spreek. De heer Van Boxtel (D66): Dank voor deze initiatieven. Daar ben ik op zich heel blij mee. Het grote probleem van deze mensen is nu dat ze procedures hebben lopen, dat ze bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven telkenmale bot vangen. Aan de ene kant is er dus een Minister die zegt "Het is een erkende ziekte", voor zover dat goed te diagnostiseren valt, en aan de andere kant krijgen ze nul op het rekest als ze in uitkeringsproblemen komen. Ik vind dat een echt moeilijk te accepteren zaak. Minister Borst: De Minister heeft geen verstand van ziektes. Ik zeg dat natuurlijk ook weer op het gezag van met name medische specialisten in Nijmegen -maar ook een oud-hoogleraar interne geneeskunde uit Utrecht die ook veel van deze mensen behandeld heeft. Is het dan niet mogelijk dat in dat soort individuele gevallen wordt gevraagd naar een "second opinion" van bijvoorbeeld -om nu een naam te noemen- professor van de Meer in Nijmegen ? De heer Van Boxtel (D66): Dat zou dus een aanbeveling kunnen zijn aan de heer Linschoten en de individuele verzekeringsartsen. Die wijgeren systematisch om die ziekte gewoon te erkennen. Daar zit het probleem. Minister Borst: Die suggestie zou ik dan graag doen aan de verzekeringsartsen door tussenkomst van de heer Linschoten. [Uit de Begrotingsbehandeling 1996 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de Tweede Kamer.] Donderdag, 7 december, 1e termijn van de Regering. ------------------------------------------------- Staatssecretaris Linschoten: Voorzitter, dan heel kort een enkele opmerking over het hoe van de arbeidsongeschiktheidscriterium en de vraag hoe snel daar alles verloopt. De heer van Hoof en de heer Marijnissen zeggen dat dat wat te traag van stapel komt. Voorzitter, ik zal dat van mij willen houden alhoewel ik met hen graag zou zien dat het nog sneller ging. Dat mag ook duidelijk zijn na aanleiding van het debat dat wij daarover met de Kamer hebben gehad. Er is vanuit de uitvoeringspraktijk buitengewoon alert gereageerd. Na aanleiding van het verzoek dat ik, ook via het TICA, daar heb neergelegd, op verzoek van de Kamer zelf. Voorzitter, er is zelfs zo alert gereageerd dat het mij op een standje van het College van Toezicht is komen te staan, dat al begon te reageren met "dit is contra legem uitvoering" -waar ze, strict genomen, natuurlijk ook gelijk in hadden. Ik dacht dat we, als Kabinet en Kamer, met elkaar de conclusie hadden getrokken dat de discussie rondom het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium en de conclusie, die we getrokken hadden in dat debat met elkaar, zo snel mogelijk ge-implementeerd zou moeten worden. Ik heb ook alles op alles gezet om dat, wetende hoe het College van Toezicht zou reageren, in het bestuurlijk overleg met het TICA nadrukkelijk aan de orde te hebben. Ik vind dus dat de uitvoeringspraktijk zeer allert heeft gereageerd omdat de wijzigingen van het schattingsbesluit al vanaf 17 juli j.l. conform de voorgestelde wijzigingen werken. Ook de aanpassingen van het Functie Informatie-systeem zijn sinds 18 september van dit jaar operationeel. De formele aanpassing van het besluit vergt natuurlijk meer tijd. Dat hangt ook af van bepaalde procedures. Maar in dat opzicht is er snel en alert gereageerd. Als ik hier een laatste opmerking over mag maken: wat ik ook jammer vind is dat het ontwikkelen van de nieuwe VG standaarden waar we het over hebben gehad, inderdaad wat meer tijd kost dan een paar dagen of een paar weken. Ook daarvan is mij gemeld dat in het eerste kwartaal van het komend jaar de ons verlangde VG standaarden ontwikkeld zullen zijn. Ik kan U verzekeren, dat degenen die hiermee bezig zijn in de uitvoeringspraktijk, alles op alles zetten om hier zo snel mogelijk de noodzakelijke conclusies met elkaar te kunnen trekken. Het ontwikkelen van zo'n nieuwe verzekeringsgeneeskundige standaard is natuurlijk niet iets waarbij je over een nacht ijs kunt gaan, dat zal de leden van deze Kamer duidelijk zijn. De heer Marijnissen (SP): Voorzitter, ondertussen gaan de herkeuringen natuurlijk wel door. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is, of hij bereid is om eraan mee te werken dat de diverse maatregelen met terugwerkende kracht geldig worden verklaard tot 1 juli van dit jaar. Staatssecretaris Linschoten: Alle maatregelen, die met terugwerkende kracht kunnen, dat hebben we ook in het debat met elkaar vastgesteld, zullen we ook met terugwerkende kracht invoeren. Dat geldt ook met de aanpassing op de data die ik zojuist aan U heb gegeven. Wat mijn bedoeling was, was vanaf het moment dat we met de Kamer tot de conclusie waren gekomen dat we een wijziging zouden overwegen, dat dat ook vanaf dat moment de uitvoeringspraktijk zou moeten zijn. In alle gevallen waarin dat kan, gebeurt het en in alle gevallen waarin dat niet kan weten we dat van elkaar en zullen we even moeten afwachten tot daarop ook op een zorgvuldige wijze in de praktijk het juiste antwoord gegeven is. De heer Marijnissen (SP): Maar indien het TICA er langer en langer over doet en de implementatie langer uitblijft, is er dan sprake van een ongelijke behandeling van de mensen nu bij de herkeuring ten opzichte van die, direct nadat het TICA gesproken heeft ? Staatssecretaris Linschoten: Nee, want de maatregelen zoals we ze overwogen hebben met betrekking tot het schattingsbesluit zelf en met betrekking tot het Functie Informatie-systeem, zijn vrij snel na het debat operationeel geworden. Het enige wat nog rest is natuurlijk de ontwikkeling van die VG standaarden. U weet net zo goed als ik dat je niet nu kunt beslissen: er is een verzekeringsgeneeskundige standaard voor moeilijk objectiveerbare ziekten en volgende week is hij operationeel. Daar is enige tijd voor nodig -het kost altijd meer tijd dan je wil- maar alles wat we met elkaar hebben afgesproken, ook de data die ik zojuist heb aangegeven is voordat de regel formeel rond was, operationeel geworden. De heer Marijnissen (SP): Tot slot dan over die VG standaard. Ik overwoog hier en overweeg nog enigszins om hierover een motie in te dienen. De mensen, die nu gekeurd worden, hebben toch een andere benaderingswijze ondervonden dan direct nadat die VG standaard veranderd is ? Staatssecretaris Linschoten: De bedoeling van de VG standaard is, dat over het gehele land uniform om wordt gegaan met heel moeilijke gevallen. De Kamer heeft me erop gewezen dat er regionale verschillen zijn: op de ene plek gebeurt het goed en op de andere plek gebeurt het niet goed. Wat die VG standaard doet, is 1) dat we afspreken hoe we het beste met dat probleem om kunnen gaan -bijvoorbeeld met moeilijk objectiveerbare ziekten. En niet alleen met elkaar afspreken hoe het het best zou kunnen maar dan vervolgens ook langs die ontwikkelde VG standaard er voor zorgen dat het overal in het land op dezelfde wijze gebeurt. Dat is wat er moet gebeuren; het kost enige tijd en omdat het zo zit is die vraag van U ook niet te beantwoorden. Het zal op een aantal plekken op dit moment al wel goed gebeuren en op andere plekken niet. Het is volstrekt helder dat er hard aan gewerkt wordt -het is de uitvoeringspraktijk die dit moet doen- en dat er geen ijzer met handen kan worden gebroken.