Bron: Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 22 187 en 24 170, nr. 35 Datum: 7 februari 1996 Tweede Kamer der Staten-Generaal -------------------------------- Vergaderjaar 1995-1996 22 187 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid 24 170 Gehandicaptenbeleid Nr. 35 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 20 maart 1996 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid^1 heeft op 7 februari 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Linschoten van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over diens brieven van: - 29 november 1995 aangaande de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van het AO-criterium (SoZa-95-1077); - 1 december 1995 inzake WAGW-werknemers (kamerstuk 24 170, nr. 8); _ 11 december 1995 inzake Myalgische Encephalomyelitis (ME) (kamerstuk 22 187, nr. 34); - 2 februari 1996 betreffende de laatste ontwikkelingen inzake het AO-criterium, de WAGW-werknemers en ME (SoZa-96-0122). Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. ------------------------------------------------------ ^1: Samenstelling: Leden: Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66, Rosen- moller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld- Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Boogaard (groep-Nijpels), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD) en Van Blerck- Woerdman (VVD). Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), Stark (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), M.M.H. Kamp (VVD), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Apostolou (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van Boxtel (D66), J, M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD) en Hoogervorst (VVD). ---------------------------------------------------------------------------- Vragen en opmerkingen uit de commissie -------------------------------------- Mevrouw Adelmund (PvdA) herinnerde aan de bij het Amber-debat in juni 1995 door haar en mevrouw Schimmel ingediende an later aange- houden motie (24 221, nr. 24) over registratie en quotering in het kader van de WAGW. Deze wet, die in 1986 in werking is getreden, verplicht in artikel 2.1 werkgevers, organisaties van werkgevers an organisaties van werknemers daadwerkelijk beleid te voeren om gelijke kansen van gehandicapte en niet-gehandicapte werknemers wat betreft de deelname aan het arbeidsproces te bevorderen en de nodige voorzieningen te treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De aangekondigde AMVB is evenwel nooit verschenen. De gang van zaken sinds 1986 en de advisering door de Stichting van de Arbeid van haar eigen achterban zijn mevrouw Adelmund wet bekend, uit hoofde van haar vorige functie. De motie was bedoeld om een einde te maken aan de omstandigheid dat genoemd wetsartikel in de praktijk een dode letter is. Inmiddels blijkt allerwegen - dat geldt voor TICA, SER en (meerderheid) Kamer - het belang van reintegratie te worden ingezien. De WAGW is daarbij een instrument. Het blijft een koninklijke weg om mensen via arbeid te reintegreren, maar dat vergt wel het slechten van de schotten tussen arbeidsmarkt, onderwijs en sociale verzekeringen. Mevrouw Adelmund hield derhalve uitdrukkelijk een pleidooi voor onderlinge samenhang tussen en afstemming van de verschillende reintegratie- regelingen op de verschillende terreinen. Er bestaat een groot aantal regelingen die zouden kunnen worden beschouwd als reintegratie- instrumenten, maar die verschillende doelstellingen hebben en in verschillende wetten zijn opgenomen. Sommige instrumenten zijn gericht op werkzoekenden en andere op werkgevers, maar in de praktijk worden ze onvoldoende benut. Er wordt bijvoorbeeld slechts 10% gebruikt van de middelen voor loonkostensubsidie. De praktijk vraagt om snel en flexibel handelen. Er kan vaak geen instrument op maat worden geleverd, terwijl er inmiddels zoveel is geregeld in verschillende wetten en er zoveel instrumenten zijn bedacht. Echter, systematiek en structuur ontbreken op het terrein van de reintegratiemaatregelen. Soms gaat het om situaties die vanuit uiteenlopende regelgeving kunnen worden benaderd en waarbij keuzen moeten worden gemaakt. Soms is er sprake van situaties waarbij bedrijfsverenigingen of uitvoeringsorganen betrokken zijn. Soms laat de operationalisering van wet- en regelgeving te wensen over, waardoor een eenduidige indicering en een daarop geente gevalsbehandeling niet mogelijk is. Daarbij biedt de samenwerking die ophanden is tussen TICA, CBA en VNG een werkbaar kader voor verdere structurering van de reintegratiemaatregelen. Blijkens de brieven zijn er verschillende vormen van registratie mogelijk. Mevrouw Adelmund pleitte ervoor alle bestaande en komende reintegratie- instrumenten net als in de omringende landen is gebeurd, te regelen in een wet op de reintegratie. Zij ging vervolgens in op de moeilijk objectiveerbare ziektebeelden. De formulering dat <> levert problemen op. Een veel voorkomend misverstand met zeer ingrijpende gevogen voor de mensen die het betreft, is dat de stronghold van de nieuwe WAO ligt in de bewijslast <>. Deze misvatting, die onder meer leeft onder verzekeringsartsen, gaat ervan uit dat <> in de zin der wet een apart begrip is en vereist dat afwijkingen worden aangetoond. De genoemde formulering scherpt evenwel niet het ziektebeeld zelf aan, maar de beoordeling van de gevolgen van de ziekte. Echter, het woord <> in die formulering raakt steeds meer op de achtergrond, zoals blijkt uit uitspraken van de Centrale raad van beroep. De aandacht richt zich vooral op de woorden <>, in die zin dat men ervan uitgaat dat een ziekte objectief medisch vast te stellen zou moeten zijn. Dat is onjuist en bovendien onmogelijk: de medische wetenschap is nog niet zover dat zij bepaalde aandoeningen kan benoemen. Vooral voor mensen met een chronische aandoening over de oorsprong waarvan nog weinig bekend is, zoals ME, is het woordje <> dus erg belangrijk. Voor het zomerreces was er een zeer grote kamermeerderheid die wilde dat er vooral wordt gekeken naar de gevolgen. Desalniettemin is daarna weer onzekerheid in dezen ontstaan. Het is de vraag of niet eens aan de formulering moet worden gesleuteld. Het functie-informatiesysteem (FIS) is thans geschoond van functies die niet landelijk voorkomen. Er worden nu tenminste drie functies geduid, met ten minste zeven arbeidsplaatsen per functie en dertig arbeids- plaatsen in het totaal. De functies bonsaiboomkweker, loempiavel- bewerker of lampenkapstikker worden niet meer genoemd, maar de arbeidsdeskundige komt nu vaker met onder meer lederbewerker en omprijzer. Mevrouw Adelmund beschikte over een exemplaar van het overzicht aan de hand waarvan wordt beoordeeld. Dat bevat nog steeds opvallende staatjes en problemen. In het staatje <> bijvoorbeeld is voor iemand die 10 kilo oftewel een kratje bier kan tillen, de laagste score vijftien keer/uur, dat wil zeggen dat betrokkene acht uur lang iedere vier minuten tien kilo moet tillen. Indien de verzekeringsgeneeskundige de mogelijkheid had om duur en frequentie van het tillen aan te geven, zou er rekening kunnen worden gehouden met energetische beperkingen. De gemiddeide tijd die de verzekeringsgeneeskundige en de arbeids- deskundige aan de gevalsbehandeling kunnen besteden, blijft zeer beperkt. Het aantal afgewerkte dossiers en niet de kwaliteit van het werk bepaalt of men succes heeft in de organisatie. De afstemming tussen verzekeringsgeneeskundigen en arbeidsdeskundigen blijft een probleem. Te veel wordt nog het beeld geschetst van de arts die tien minuten in het dossier bladert en algemene vragen stelt, waarna, op sommige kantoren direct aansluitend, het gesprek volgt over de maatgevende arbeid en het maatmaninkomen. De heer Van Hoof (VVD) stelde vast dat er sprake is van afronding van het debat in juni over Amber. Uit de laatste brief blijkt dat de aanpas- singen van het Schattingsbesluit bijna rond zijn. Het komt nu aan op invulling in de praktijk. In het kader van het protocol Overleg verzekeringsarts- arbeidsdeskundige bij functieaanduiding merkte de heer Van Hoof op, dat het wel een rol speelt in de samenwerking tussen beide, maar geen overheersende, omdat de medische expertise van de arts nodig is. Langzamerhand dreigt er spanning te komen tussen het functioneren van de UVI's binnen de beschikbare tijd en fondsen en de druk vanuit de politiek om ervoor te zorgen dat de nodige tijd beschikbaar is voor het overleg tussen de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige. Hij wilde ervoor waken dat de tijd die nodig is voor een behoorlijke oordeelsvorming niet onder druk van efficiency-argumenten wordt beperkt. In de als bijlage bij de brief van 2 februari opgenomen brief van het TICA wordt verwezen naar het reintegratieplan dat er nog niet is. Het reintegratiemodel komt pas in het voorjaar van 1996. De heer Van Hoof vroeg met name aandacht voor reintegratieplannen die in de ziektewet- periode worden ingediend. De ervaring leert dat veel reintegratieplannen meteen weer in de la verdwijnen. Tussen bedrijfsverenigingen en uitvoerders van de keuringen schijnt discussie gaande te zijn over financiering en betaling van de keuringen. Dat heeft vermoedelijk alles te maken met het belang dat men hecht aan reintegratieplannen en -keuringen en dat doet het ergste vrezen voor de reintegratie zelf. Verzekeringsgeneeskundige standaarden (VG-standaarden) zijn inderdaad van groot belang. Hoewel hij besefte dat het zorgvuldig opstellen van zulke standaarden deskundigheid, overleg en afstemming vergt, drong de heer Van Hoof er toch bij het kabinet op aan, de betrokkenen voor te houden dat die standaarden met spoed tot stand moeten worden gebracht. De bedrijfsverenigingen zijn kennelijk in staat op korte termijn gegevens te leveren voor de WAGW-registratie. Het is te hopen dat dit ook de correcte gegevens zijn. lmmers, het is voorgekomen dat een bedrijf ontdekte bij de bedrijfsvereniging geregistreerd te staan voor 2700 werknemers terwijl het er 800 had. Aangezien er verschillen in registratie- systeem zijn en de uitvoeringsorganen niet alle gegevens op dezelfde manier kunnen aanleveren, is het de vraag of de gegevens uiteindelijk betrouwbaar zijn en of de gegevensverstrekking niet zal leiden tot administratieve overlast voor bedrijfsverenigingen of ondernemingen. Mocht dat risico bestaan, dan zal men zich moeten afvragen of de registratie niet op een andere manier kan worden geregeld. Wat ME betreft, is het zo snel mogelijk tot stand brengen van VG-standaarden van groot belang, omdat dan bij keuringen gelijk wordt gehandeld. Het is te hopen dat bij het forrnuleren van de VG-standaard in dezen de specifieke deskundigheid wordt betrokken die in beperkte mate in Nederiand voorhanden is. In juni is in de Kamer vastgesteld dat een groot aantal zaken in de keuringspraktijk ongewenste effecten hebben. Om die te voorkomen, moeten de in juni uitgesproken wensen worden gerealiseerd. In het kader van de reintegratie vroeg de heer Van Hoof aandacht voor een onderwerp dat aan de orde is geweest in de discussie over de uitvoeringsorganisatie OSV. In de bestanden van de gemeentelijke sociale diensten komen nogal wat mensen voor die arbeidsongeschikt zijn geweest of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn. Het is begrijpelijk dat de gemeenten voor de bemiddeling van die mensen de instelling willen inschakelen waarmee zij goede ervaringen hebben opgedaan. Het GAK bemiddelt per maand met succes 1000 eigenlijk arbeidsongeschikten. Dat kan het doen, omdat het inmiddels de daarvoor noodzakelijke structures en netwerken heeft. Regelgeving lijkt bemiddeling door het GAK ten behoeve van de gemeentelijke sociale dienst in de weg te staan. De laatste maanden zijn belangrijke reintegratie-instrumenten gecreeerd, onder meer neergelegd in de Wet Amber en artikel 29b van de Ziektewet, maar deze zijn nog onvoldoende bekend bij de uitvoerings- organisaties. Er dient dus meer bekendheid aan te worden gegeven. In de parlementaire discussie van de laatste weken zijn die instrumenten evenwel onvoldoende benadrukt. Duidelijker moet naar voren worden gebracht, dat iemand die gedeeltelijk gehandicapt is en niet langer als arbeidsongeschikt wordt aangemerkt, niet voor het leven voor geen enkele functie meer inzetbaar is. Selectie op grond van dat soort criteria is niet alleen onverstandig, maar ook verwerpelijk en onjuist. Het bij elkaar brengen van de onderscheiden mogelijkheden kan nuttig zijn, omdat deze dan waarschijnlijk meer bekendheid krijgen, maar men moet niet verwachten dat nieuwe wetgeving de reintegratie zal bevorderen. Dat moet gebeuren met de middelen die er zijn. De heer Rosenmoller (GroenLinks) stelde vast dat de implementatie van toezeggingen van de staatssecretaris rond het vraagstuk arbeidsonge- schiktheid en het perspectief voor mensen die via herkeuring al dan niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn verklaard, moeizaam verloopt. Dat bevestigt zijn vooroordelen ten opzichte van de uitvoeringsorganisaties. In de uitvoeringspraktijk is de schatting op basis van ten minste drie functies opgenomen voor de nieuwe gevallen. Hoeveel van de mensen die op basis van een of twee functies zijn geduid, zijn inmiddels herbeoordeeld ? Met de herbeoordelingen is kennelijk pas na 1 januari 1996 begonnen. Van veel mensen zal blijken dat zij ten onrechte arbeidsgeschikt zijn verkiaard. Op 22 juni 1995 is daarover al gesproken. De heer Rosenmoller achtte het kwalijk dat de herkeuring, en dus veelal het terugdraaien van de herkeuringsbeslissing, zo lang op zich laat wachten. Het destijds afgesprokene is zijns inziens toch marginaal, omdat de herkeuringen veel schrijnender zijn uitgevallen dan ooit de bedoeling was bij de behandeling van de Wet TBA. Dat ligt volgens het CTSV in belangrijke mate aan de wet zelf, maar ook aan de snelheid waarmee herbeoordelingen worden uitgevoerd, waarbij de zorgvuldigheid in het gedrang komt. Dat raakt ook het niet of nauwelijks bestaande, maar wel in het belang van de betrokkene noodzakelijke overleg tussen de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige. Er is weinig zicht op of er op dat gebied daadwerkelijk iets is verbeterd. De heer Rosenmoller nam aan dat verbeteringen op dat gebied losstaan van de nader te ontwikkelen VG-standaarden. Bij het ontwikkelen daarvan, wat overigens te lang duurt, mag de zorgvuldigheid niet uit het oog worden verloren. Ligt de herbeoordeling nog op schema of is de consequentie van het verbeteren van het overleg tussen verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige dat de geplande indeling naar jaren en leeftijdsgroepen niet meer kan worden aangehouden ? Telkenmale wordt door belangenbehartigingsorganisaties gesteld dat slechts 10% van de bij herbeoordeling goedgekeurde mensen weer de stap naar de arbeidsmarkt weet te maken. Er blijkt moeilijk zicht te krijgen op de gevolgen van de herkeuring. Het is de vraag of het probleem op dat gebied niet wordt vergroot door de afschaffing van de Ziektewet. De Kamer wenst meer reintegratie en daar zijn ook middelen voor. Het is het belangrijkst om de mogelijkheden voor reintegratie aan te scherpen. Of die mogelijkheden in verschillende wetten of in een afzonderlijke (kader)wet worden opgenomen, is een procedurele zaak. Het moment waarop quotering in het kader van de WAGW realiteit moet worden, komt steeds dichterbij. Gepoogd wordt om met zo min mogelijk administratieve rompslomp inzicht te krijgen in wat bedrijven in het kader van de WAGW doen. Als dat via de bedrijfsverenigingen kan, is dat prima, maar dan moet er niet later een oeverioze discussie mogelijk zijn over de vraag of de cijfers wel kioppen. Hoeveel WAGW-werknemers zijn volgens de door enkeie bedrijfsverenigingen verstrekte gegevens op dit moment in dienst van bedrijven of bedrijfstakken ? De Centrale raad van beroep baseert zich uiteraard ook bij ME-beroepen op artikel 18 van de WAO. Dat de VG-standaard voor ME op zich laat wachten, heeft maatschappelijke consequenties. Gegeven het signaal dat in juni vanuit de Kamer is gegeven, dat er zo snel mogelijk een oplossing moet worden gevonden voor ME-gevallen en soortgelijke gevallen, zoals het organo-psycho syndroom, had van de uitvoerders mogen worden verwacht dat zij vrij snel een oplossing zouden hebben ontwikkeld. Wil het kabinet alsnog bevorderen dat er op zo kort mogelijke termijn een oplossing wordt gevonden ? De heer Van Dijke (RPF) stelde vast dat de reintegratie van gehandi- capten en chronisch zieken hoog op de agenda blijft staan. Wat zijn fractie betreft, is dat niet zozeer het geval vanwege de stijgende kosten als wel vanwege het feit dat ook aan minder gezonde mensen mogelijkheden tot participatie moeten worden geboden in het kader van publieke gerech- tigheid en verantwoordelijkheid. De laatste kwartaalcijfers van het College van toezicht sociale verzekeringen zijn enigszins zorgwekkend. De spectaculaire daling van de beroepen op de WAO lijkt in het laatste kwartaal van 1995 te stagneren. In hoeverre is de gesignaleerde tendens toe te schrijven aan de recente wijziging van het Schattingsbestuit ? Immers, die wijziging geldt vanaf juli 1995 en heeft formeel terugwer- kende kracht tot 1 augustus 1993. Dat betekent dat een aantal mensen alsnog recht zal krijgen op een uitkering. Is het waar dat er schadeclaims dreigen van mensen die ten onrechte geen uitkering hebben gehad ? Volgens het CTSV zijn veel uitkeringen in 1994 en begin 1995 beeindigd wegens herstel en kan dit worden gezien als een indirect effect van de nieuwe wet. De mensen zullen niet gezonder zijn geworden of zich gezonder zijn gaan voelen door de wet TBA. Hoe is het die mensen op de arbeidsmarkt vergaan ? Zijn er cijfers over de arbeidsparticipatie sinds deze mensen voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn gekomen ? De heer Van Dijke kon zich nauwelijks voorstellen dat die gegevens hoopgevend zullen zijn, zeker gezien het feit dat de wet Amber nog nauwelijks kon worden benut. Heeft het overleg tussen het ministerie en het CTSV over de registratie van de reintegratie-inspanningen van de bedrijfsvereni- gingen iets opgeleverd ? Spreken over arbeidsparticipatie van gehandicapten, is spreken over de WAGW, aldus de heer Van Dijke. Tijdens de behandeling van de ontwerp-wet Amber is de WAGW nadrukkelijk in beeld geweest. De motie-Adelmund/Schimmel betreffende verplichte quotering is aange- houden, omdat de staatssecretaris een alternatieve route wilde volgen die volgens hem minstens tot hetzelfde resultant zou kunnen leiden. Het is positief dat nu aandacht wordt geschonken aan deze materie, maar het is de vraag of de route van het verstrekken van de gegevens over aantallen WAGW-werknemers door de bedrijfsverenigingen wel adequaat is. Uit de betreffende brieven kreeg de heer Van Dijke de indruk dat de WAGW wordt omgebouwd tot een soortgelijke wet als de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen (WBEAA); een wet waarover zijn fractie om meer dan ddn reden niet enthousiast is geweest. Registratie is geen integratie, hoogstens het begin daarvan. Wat wil het kabinet met het beleid op dit punt bereiken ? De registratie van gehandicapten komt in een wat ander daglicht te staan sinds de toezegging van de staatssecretaris de afgelopen nacht aan de Eerste Kamer bij het debat over de privatisering van de Ziektewet, dat bedrijven die minder-gezonde mensen in dienst nemen een soort van bonus tegemoet kunnen gaan zien. Wordt het een soort omgekeerde WAGW ? Een ander heet hangijzer is de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van ME-patienten. Het wordt ook volgens de heer Van Dijke de hoogste tijd dat alle berokkenen weten waaraan zij toe zijn. Het is goed dat kabinet en TICA duidelijk hebben gemaakt dat het voor het maken van aanspraken op de AAW en de WAO niet nodig is, dat er lichamelijke afwijkingen aangetoond zijn, en dat de ME ook voor Nederiand een erkende ziekte is. Echter, de praktijk wijst uit dat het hebben van ME onvoldoende grond biedt voor het verstrekken van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, wat tot schrijnende situaties kan leiden. De brief van 2 februari geeft reden tot verder optimisme. Ook de RPF-fractie acht uniformiteit in de verzekerings- geneeskundige beoordeling van groot belang. Volgens het TICA komt er op korte termijn een VG-standaard; wat die korte termijn ook zijn moge. Worden bij het formfileren van deze standaard deskundigen op het gebied van ME en andere moeilijk objectiveerbare ziekten betrokken en, zo ja, in welk gedeelte van het traject en, zo nee, waarom niet ? Welke garanties zijn er dat deze standaard zal leiden tot een eenduidige beoordeling van moeilijk objectiveerbare aandoeningen ? Onduidelijk blijft of alle ME-patienten baat zullen hebben bij de ontwikkeling van implementatie van de nieuwe VG-standaard. De jurisprudentie van de Centrale raad van beroep met betrekking tot moeilijk objectiveerbare ziekten, zoals ME, maakt duidelijk dat er grote knelpunten zijn. Volgens de steungroep ME en arbeidsongeschiktheid geeft de raad een zodanige uitleg aan het begrip <>, dat ME-patienten vrijwel nooit een uitkering kunnen krijgen. De interpretatie die de Centrale raad van beroep geeft van dat begrip wijkt af van de uitleg van staatsse- cretaris en TICA. Betekent dit niet dat de wet moet worden aangepast om misverstanden in de rechtspraak te voorkomen ? Het was de heer Van Dijke duidelijk geworden dat <> allerminst altijd overeenkomt met in wijsheid omgaan met de gesignaleerde materie en de betrokken mensen. De heer Van der Vlies (SGP) was ook wat teieurgesteld over het tempo waarin de breed gedragen wijzigingen op uitvoeringsniveau gefmplemen- teerd (kunnen) worden. Het gaat om mensen die een probleem hebben en het stelsel voor arbeidsparticipatie als een extra probleem ervaren. Dat mag niet langer duren dan strikt nodig is. Vergelijking van de brieven van 1 december en 2 februari leert dat er weinig is veranderd wat het meten van de stand van zaken betreft. Het is wel positief dat er informatie komt, maar het is teleurstellend dat het nog wel een halfjaar kan duren voordat er conclusies kunnen worden getrokken, terwijl het gaat om een materie waarover de gegevens eigenlijk allang beschikbaar hadden moeten en zulien zijn. De heer Van der Vlies was er bang voor dat men de cijfers tot achter de komma wil kennen, voordat men er conclusies aan gaat verbinden. Ervaringen in het verieden hebben geleerd, dat dit redelijk onvruchtbaar is voor de aanpak van de onderliggende materie. Ook hij was benieuwd naar de consequenties van de toezegging van de staatssecretaris van hedennacht aan de Eerste Kamer. Die toezegging vereist kennis van het personeeisbestand per bedrijf en niet per bedrijfstak. In de brief van 2 februari staat dat sinds 17 juli 1995 de bedrijfsvereni- gingen het Schattingsbesluit toepassen alsof de voorgenomen wijzi- gingen daarin reeds formeel in werking zijn getreden. In de brief staat ook dat de bedrijfsverenigingen nog moeten nagaan of de gewijzigde bepalingen van het Schattingsbestuit tot een hogere uitkering leiden in geval van schattingsbeslissingen die betrekking hebben op de periode 1 augustus 1993 tot 17 juli 1995. De heer Van der Vlies veronderstelde dat in plaats van het woordje <> moet worden gelezen: in hoeverre. Dat is zijns inziens ook de intentie van de Kamer geweest bij het aanbrengen van de wijzigingen. In de bijlage van de brief van het TICA staat: <> voor door te voeren wijzigingen in genomen beslissingen (tussen 1 augustus 1993 en 18 september 1995) niet van toepassing zijn vooraleer het Schattingsbesluit definitief is.>> Wat betekent dit ? Ontstaat er weer een gat ? Er wordt ook gewerkt aan het aanpassen respectievelijk ontwikkelen van VG-standaarden, waaronder een standaard voor ziekten waarbij geen lichamelijke afwijkingen gevonden kunnen worden. Die standaard is nodig en moet gezaghebbend en werkbaar zijn. Hoe denkt het kabinet over de stelling van de ME-patienten dat de nieuwe VG-standaard op zich geen garantie biedt voor een betere uitvoeringsprak-tijk en dat door de uitspraken van do Centrale raad van beroep in feite wordt vastgelegd dat er wel lichamelijke afwijkingen moeten zijn aangetoond om voor een uitkering in aanmerking te komen ? De heer Van der Vlies sloot zich voor het overige wat ME-patienten en andere doelgroepen betreft aan bij de al gemaakte opmerkingen. Mevrouw Schimmel (D66) had verwacht dat in de uitvoeringspraktijk gevolg zou zijn gegeven aan haar motie 24 221, nr. 12, waarin wordt voorgesteld.om iemand die een herkeuringsbesluit ontvangt, wat veelal ook de stopzetting van z'n uitkering betekent, tegelijkertijd uit te nodigen voor overleg over het binnen een maand opzetten van een individueel trajectplan voor zijn reintegratie op de arbeidsmarkt. De motie is evenwel ingepast in de procesgerichte samenwerking tussen TICA, CBA en VNG; een organisatorische benadering van het probieem. Het ging haar erom dat een weer goedgekeurde WAO'er recht heeft op begeleiding, wanneer hij of zij (opnieuw) een plekje zoekt op de arbeidsmarkt. Waarom zou aan de uitvoeringsinstelling die zich met de integrate gevalsbehandeling bezighoudt, niet de opdracht kunnen worden gegeven om iedere goedgekeurde WAO'er op de genoemde wijze te benaderen ? Die wens is kamerbreed ondersteund. Dat deze niet wordt uitgevoerd, stoorde mevrouw Schimmel. Zij citeerde vervolgens de toelichting op artikel 10 van de WAGW, waarop de motie-Adelmund/Schimmel was gebaseerd en die uit 1993 dateert. Het geciteerde is vrijwel letterlijk in de brief van 1 december terug te vinden, zij het afgezwakt, omdat blijkt dat niet alle uitvoeringsin- stellingen gegevens over aantallen WAGW-werknemers kunnen leveren en dat het GAK dat we] kan op bedrijfstakniveau, maar niet op onder- delen. Het is spijtig dat er zo weinig vooruitgang is geboekt in dezen. De cijfers van het GAK dienen de Kamer zo snel mogelijk ter hand te worden gesteld. De noodzakelijke ordening van de cijfers moet intussen toch zijn uitgevoerd. Deze kritische opmerkingen werden mevrouw Schimmel ingegeven door haar zorg over de arbeidsmarktpositie van mensen met een handicap; een positie die door de wetswijzigingen alleen maar is verslechterd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verwacht dat de problemen op de arbeidsmarkt zuilen toenemen doordat 30 000 mensen na de herkeuring vanuit de WAO weer de arbeidsmarkt op zullen stromen. De staatssecretaris heeft in de Eerste Kamer toegegeven dat de privatisering van de Ziektewet de positie van chronisch zieke en WAGW-werknemers moeilijker zal maken. Er is derhalve alle aanleiding de WAGW te revitaliseren. In de toelichting op de WAGW staat ook dat de quotumverplichting in werking zal treden op het moment dat de werkgelegenheidssituatie van de desbetreffende doelgroep daartoe aanleiding geeft. Mevrouw Schimmel zei desgevraagd te willen dat er een adviesaanvraag naar het TICA uitgaat over inwerkingstelling van artikel 3 van de WAGW. Overigens, de wet is heel soepel voor het geval dat bedrijven niet aan hun quotumverplichting voldoen. Vervolgens merkte zij in reactie op een interruptie op, te veronderstellen dat de staatssecretaris ervan uitgaat dat als de gegevens over aantallen WAGW-werknemers via de bedrijfsverenigingen worden verzameld en niet via de afzonderlijke bedrijven (om deze niet te belasten), de betrouwbaarheid van de gegevens even groot is. Op basis van dit cijfermateriaal zou dan toch een scherpe analyse van de arbeidsmarktpositie van de (uitgebreide) WAGW-populatie moeten kunnen worden gemaakt als basis voor een adviesaanvrage aan het TICA. Het is trouwens vervelend dat er nog geen cijfers zijn van twee uitvoeringsinstellingen. Mevrouw Schimmel herinnerde eraan dat zij een integrale wet op de reintegratie al had voorgesteld in het kader van de regeling loonkosten- subsidie eigen werkgever en de Wet Amber. Al jarenlang vragen velen zich af waarom de vele reintegratie-instrumenten - in 1994 was er al een twintigtal - niet worden toegepast. Zij beaamde dat een werkgever ingevolge de Wet Amber en artikel 29b van de Ziektewet minder risico loopt met het aannemen van een ex-arbeidsongeschikte dan met het in dienst nemen van een <> werknemer. Arbeidsdeskundigen in het veld hebben destijds gezegd dat de quotumverplichting door moest gaan, omdat zij dan een mogelijkheid zagen om alle toen beschikbare middelen te activeren. In juni is naar aanleiding van de opmerking dat het functie- informatiesysteem veel te theoretisch is, door de staatssecretaris gezegd, dat het meer een reintegratie-instrument moest worden. Vreemd genoeg zegt het TICA dat het niet zoveel kan met die gedachte. Vermoedelijk is het functie-informatiesysteem zo theoretisch, dat het inderdaad niet te gebruiken is als reintegratie-instrument. Wordt bij de externe audit van het FIS ook gekeken naar de toepasbaarheid en naar de bruikbaarheid voor reintegratie ? Mevrouw Schimmel verzocht de staatssecretaris om het TICA te vragen een visie te ontwikkelen op het gebruik van het FIS bij reintegratie. Er zijn inderdaad veel bestuurlijke besluiten genomen in het TICA, maar die moeten nog worden geformaliseerd in protocolien. Vindt het overleg tussen verzekeringsgeneeskundigen en arbeidsdeskundigen in de praktijk al plaats, ook al is er nog geen protocol ? Mevrouw Schimmel was blij dat na advies van de Raad van State de wijzigingen van het Schattingsbesluit terugwerkende kracht hebben gekregen tot 1 augustus 1993. De Centrale raad van beroep is consistent in zijn jurisprudentie inzake het vermoeidheidssyndroom. Kennelijk heeft de raad weinig ruimte om een WAO-uitkering toe te kennen als uit het belastbaarheidspatroon van de verzekeringsgeneeskundige geen lichamelijke afwijking naar voren komt. Mevrouw Schimmel veronderstelde dat de enige mogelijkheid is dat de staatssecretaris met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die het vermoeidheidssyndroom heeft erkend, gaat overleggen om voor deze en soortgelijke ziekten een lichamelijke afwijking te formuleren, waardoor deze ziekten in voorkomende gevallen ook kunnen leiden tot een WAO-uitkering. Zij verzocht de staatssecretaris ook met het TICA te overleggen over het belastbaarheidspatroon en na te gaan of dat niet per definitie leidt tot de moeilijkheden van de ME-patienten. Zij was het eens met de bij interruptie gemaakte opmerking dat dit tot verdere verfijning van de regelgeving leidt, waardoor degene die keurt niet de ruimte krijgt om met wijsheid te oordelen. Echter, de commissie-Buurmeijer heeft geconstateerd dat een zekere poortwachtersfunctie inzake de WAO noodzakelijk is en dat voor een zodanige formulering moet worden gezorgd, dat gelijke gevallen gelijk worden behandeid. Artsen zou inderdaad een zekere discretionaire bevoegdheid moeten worden verleend, maar het zou wel mogelijk moeten zijn te beoordelen hoe zij die hanteren. Uiteraard is er sprake van een zekere mate van subjectiviteit in het oordeel. Echter, als een verzekeringsarts iemand met het vermoeidheidssyndroom keurt en geen lichamelijke afwijking kan vaststellen, maar wel lagere belastbaarheid constateert, dan za] bij een eventueel beroep van de gekeurde de Centrale raad van beroep zeggen dat deze geen recht op een uitkering heeft. Mevrouw Schimmel deelde de mening dat er na de herbeoordeling als gevolg van de wijzigingen in het Schattingsbesluit wel eens andere uitstroomcijfers zouden kunnen komen dan verwacht. De heer Biesheuvel (CDA) stelde voorop dat reintegratiemaatregelen zo effectief mogelijk moeten zijn en dat daarvoor een goede samenhang van maatregelen en goede registratie van cijfers nodig zijn. Het is uiteraard het allerbeste om goede preventiemaatregelen te nemen, zodat zo min mogelijk reintegratiemaatregelen nodig zijn. Ook hij had verwacht dat er sneller maatregelen zouden zijn genomen en dat het effect van de Amber-discussie in juni nu al merkbaar zou zijn geweest op de werkvloer. Het Schattingsbesluit is bewust aangepast, omdat het ongewenste effecten bleek te hebben. Houdt de terugwerkende kracht van het Schattingsbesluit in, dat mensen moeten worden opgeroepen voor herkeuring op basis van het gewijzigde Schattings- besluit ? Worden mensen met ME die zijn gekeurd, herkeurd in verband met de (nog niet gehanteerde) VG-standaard ? Wordt bij het vaststellen van de eerste ziektedag uitgegaan van de dag van deze herkeuring of geldt daarvoor ook een terugwerkende kracht ? Kan dat laatste trouwens of moet daarvoor het Schattingsbesluit worden aangepast ? Desgevraagd heeft de staatssecretaris destijds ontkend dat de regis- tratie van de mate waarin sprake is van dienstbetrekkingen met gehandi- capte werknemers was bedoeld als <> voor de invoering van de quotumverplichting. De betere registratie was bedoeld om te bezien hoe effectief de reintegratiemaatregelen zijn. Of er een quotumverplichting moet worden ingevoerd, hangt volgens de CDA-fractie ook af van de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving. Vandaar dat de heer Biesheuvel destijds heeft gezegd dat de mate waarin het kabinet eventueel premiedifferentiatie per bedrijfstak zal toestaan, consequenties zal hebben voor het al dan niet invoeren van een quotumverplichting. Mocht thans worden besloten om een quotumverplichting in te voeren, den is het de vraag welk resultaat de nu voorliggende reintegratie- maatregeten zullen hebben. De Wet Amber zal er waarschijnlijk groten- deels door teniet worden gedaan. De intenties bij het bedenken van reintegratiemaatregelen zijn heel goed, maar de effectiviteit van de maatregelen blijft vaak flink achter bij de verwachtingen, mede vanwege de slechte onderlinge samenhang. De discussie over quota wordt bijna een symbooldiscussie. De quotumverplichting scoort bij de CDA-fractie niet hoog - het is een laatste redmiddel - maar er is wel een relatie tussen die verplichting en de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving en de bestaande reintegratie- maatregelen, waaronder de Wet Amber. De effectiviteit van de quotum- verplichting is in Duitsland niet groot gebfeken. De heer Biesheuvel zou het betreuren wanneer alle andere reintegratiemaatregelen niet blijken te helpen en moet worden teruggevallen op quotering. In reactie op een interruptie zei hij dat pas als de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving aan de orde is, kan worden gesproken over een quotumverplichting. Een wettelijk vastgelegde quotumverplichting past niet bij premie- differentiatie. Destijds is onder meer door de CDA-fractie vergeefs geprobeerd om de chronische patienten uit te zonderen van de arbeidsongeschiktheids- wetgeving. De definitiekwestie is nogal lastig. Terecht vragen de ME-patienten aandacht voor hun probleem, maar er zijn nog verschillende andere chronische ziekten die eenzelfde aandacht vergen. Waar men in WAO-kader niets meer hoort over whiplash-patienten, is het de vraag hoe de jurisprudentie op dat stuk is. Inzake ME-gevallen is de jurisprudentie van de Centrale raad van beroep constant. Het kabinet verwacht dat het zo zal blijven. De heer Biesheuvel vroeg zich af of een zorgvuldige en consistente uitvoeringspraktijk wel voldoende is. Zo ja, dan is het de vraag of ervan wordt uitgegaan dat de eerste ziektedag het moment is waarop de VG-standaard is aangepast. Antwoord van de regering ------------------------ De staatssecretaris memoreerde nooit een groot voorstander te zijn geweest van quotering in het kader van de WAGW, noch van registratie met de daarbij behorende administratieve lastendruk voor het bedrijfs- leven. Uitgangspunt van het kabinet is dat moet worden gezocht naar zo effectief mogelijke reintegratie-instrumenten. Gegeven het totale integratie-instrumentarium, zou invoering van een quotumverplichting wel eens negatief kunnen uitvallen voor de reintegratie. Hij voelde er wel voor om op een rijtje te zetten, bijvoorbeeld in een brochure, welke reintegratie-instrumenten thans ter beschikking staan. Het leek hem niet verstandig al die instrumenten in een wet onder te brengen. Ook hem heeft de effectiviteit van reeds jaren van kracht zijnde reintegratie- instrumenten in een aantal opzichten teleurgesteld. In een poging die effectiviteit te vergroten, zijn die instrumenten vervolgens aangevuld en in hun onderlinge samenhang versterkt in het kader van de Wet Amber. Daarbij zijn ook instrumenten aan de orde geweest als aanpassing van artikel 29b van de Ziektewet en van de WAO zelf en van de regeling voor oudere arbeidsongeschikten om hun reintegratie te vergemakkelijken zonder hun rechtspositie aan te tasten. Het is echt te vroeg om nu al resultaten te verwachten van de Wet Amber, die nog maar enkele weken geleden van kracht is geworden. Bij interruptie ward erop gewezen dat al enkele keren de op dat moment bestaande instrumenten op een rijtje zijn gezet, maar dat nog nooit de effectiviteit van die maatregelen is onderzocht. De staatssecretaris zei in reactie daarop van de Wet Amber een grotere effectiviteit te verwachten dan van bijvoorbeeld de loonkostensubsidie, omdat er sprake is van een samenhangend pakket. Bij interruptie werd opgemerkt dat het een onderschatting van de probiemen is om te denken dat men er met de nieuwste maatregelen is. De staatssecretaris stelde dat het pakket flankerend beleid de kans moet krijgen zijn effectiviteit te bewijzen. Hij herinnerde aan zijn toezegging, de vorige dag gedaan aan de Eerste Kamer, om het pakket te versterken ten behoeve van groepen die nog niet binnen het bereik van het flankerend beleid vallen. Het kabinet heeft het pakket voorstellen in hun onderlinge samenhang voorgelegd, in de veronderstelling dat het om een effectief pakket maatregelen gaat. Desgevraagd verkiaarde de staatssecretaris dat het moeilijk is om deze toezegging nu meteen op papier te zetten, omdat hij wat de uitwerking betreft een aantal slagen om de arm heeft moeten houden. Immers, nagegaan zal moeten worden in welke vorm de uitwerking moet worden gegoten en om welke mensen het precies gaat. De kern van het toege- zegde is dat er moet worden gezorgd voor een impuls in de vorm van een bonus in de vorm van premieverlaging, te geven aan werkgevers die bereid zijn om mensen in dienst te nemen die tot de gedefinieerde doelgroep behoren; een groep groter dan de WAGW-groep, dus ook omvattend de mensen die niet zijn geholpen met artikel 29b van de Ziektewet, an kleiner dan de bemiddelingspopulatie. Datzelfde geldt voor werkgevers die deze mogelijkheid niet hebben binnen hun werknemers- bestand, maar we] omzet genereren voor WSW-bedrijven. Deze premie- verlaging zou worden gegeven wanneer de werkgever kan aantonen dat hij meer van deze mensen in dienst heeft dan de 3% of 5%, genoemd in de WAGW. Uiteraard is iedere suggestie om het pakket flankerend beleid effectiever te maken welkom. Bij interruptie werd onder meer gevraagd om de tijdens de behandeling van de WULBZ aan de Eerste Kamer gedane toezegging binnen twee weken op papier te zetten en om vervolgens over de effectiviteit van de reintegratiemaatregelen en eventuele aanvulling daarop nog een afzonderlijk overleg te voeren. De staatssecretaris wees erop dat er tijd nodig is om niet alleen inhoudelijk een adequate aanpassing van het flankerend beleid te realiseren, maar ook qua vormgeving en uitvoering. Zo gauw de plannen zijn uitgewerkt, zal de Kamer daarvan bij brief op de hoogte worden gesteld. Bij interruptie werd erop gewezen dat de motie over het individueel trajectplan niet wordt uitgevoerd door bestuurlijke traagheid en dat inzake de motie over de WAGW is gesteld dat de gegevens bij de bedrijfsvereni- gingen worden geinventariseerd, wat al jaren het geval is. Daarna werd gesteld dat als niet kan worden toegezegd dat er nu echt iets gaat gebeuren, de commissie de staatssecretaris er maar bij wijze van spreken maandelijks op moet aanspreken totdat er werkelijk gebeurt waarom de Kamer heeft gevraagd. Vervolgens werd eveneens bij interruptie opgemerkt dat het pakket reintegratiemaatregelen van juni goed is, maar dat volgens TICA en SER het pakket onoverzichtelijk is en dat de maatre- gelen niet op elkaar afgestemd zijn. Daarna werd bij interruptie betoogd dat er momenteel sprake is van een omslagsituatie: er is niet langer meer sprake van of arbeid of geen uitkering, maar er komt een intermediair van preventie en reintegratie tussen. Na deze interrupties beaamde de staatssecretaris dat men af is van de gedachte dat iemand of werk of een uitkering heeft en dat men toegroeit naar een samenstel van regelgeving in de sfeer van de sociale zekerheid en het arbeidsrecht en dergelijke, die het totaal activerender moet maken en de kansen voor mensen met moeilijkheden op de arbeidsmarkt moet vergroten. Ook hij was voorstander van een individueel trajectplan. Die motie wordt ook uitgevoerd. In alle gevallen waarin mensen in eerste instantie worden gekeurd en gedeeltelijk arbeidsgeschikt worden bevonden, wordt niet alleen voorzien in de uitkering, maar wordt ook een uitnodiging gegeven vqor dat bemiddelingstraject. Men kan zich melden, maar dat hoeft niet. Zijn inziens zouden voor iedereen de kansen op de arbeidsmarkt moeten worden nagegaan en zou er dus geen sprake moeten zijn van vrijblijvendheid. Op grond van inhoudelijke overwe- gingen meende de staatssecretaris dat er veel effectievere instrumenten zijn dan een quotumverplichting. Het ging hem om de effectiviteit van de reintegratie en van de prikkels tot preventie en om de onderlinge samenhang tussen beide. De WAGW-discussie heeft een symboolwaarde gekregen. Het zou zinniger zijn om na te gaan welk instrument het meest effectief is om de doelstelling, waarover Kamer en kabinet het op zich zelf eens zijn, zo dicht mogelijk bij realisering te brengen. De staatssecretaris had geconstateerd dat het overzicht van mevrouw Adelmund dateerde van mei 1993. Sindsdien is er nogal wat veranderd. Het FIS is natuurlijk in hoge mate theoretisch. Het is niet het finale element in de besluitvorming. Het is een instrument dat de verzekerings- geneeskundige en de arbeidsdeskundige informatie geeft voor een verantwoorde oordeelsvorming. Het FIS moet zijns inziens meer als instrument in het kader van de trajectbemiddeling worden gebruikt. Nadat de belastbaarheid erin is verwerkt, geeft het FIS aan welk type functies er beschikbaar zijn voor betrokkene. In de praktijk wil een betrokkene inderdaad nog wel eens een briefje krijgen waarin maar drie functies worden opgesomd, terwijl het FIS uiteraard veel meer mogelijkheden aangeeft. Het zou handig zijn als betrokkene en de bemiddelingseenheid deze informatie tot hun beschikking hadden, zodat die als huipmiddel bij de trajectbemiddeling kan worden gebruikt. Het is inderdaad geen gewoon reintegratie-instrument, maar het kan wel een grotere rol spelen bij reintegratie dan thans het geval is. Ook de staatssecretaris was ongeduldig wat het tot stand komen van VG-standaarden betreft, maar wees erop dat het ontwikkelen van zo'n standaard niet van de ene op de andere dag mogelijk is. Bovendien moet men niet denken dat het ontwikkelen van een VG-standaard of het accepteren van een bepaalde ziekte, bijvoorbeeld ME, onmiddellijk vergaande consequenties zal hebben voor de beantwoording van de vraag of iemand arbeidsongeschikt is. Het is niet zo dat het stellen van de diagnose ME automatisch leidt tot de conclusie dat betrokkene (voor een gedeelte) arbeidsongeschikt is. Bezien moet worden wat de stand van de ziekte is en in hoeverre betrokkene nog in staat is om werkzaamheden te verrichten. Daaruit kan een conclusie worden getrokken over de arbeids- (on)geschiktheid. Wel zijn de VG-standaarden nodig voor een eenduidige uitvoering van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. In reactie op een interruptie stelde de staatssecretaris dat in Nederiand is gekozen voor een systeem waarin een gekwalificeerde arts, een verzekeringsgeneeskundige, een professioneel medisch oordeet geeft, waarna een arbeidsdeskundige een oordeel geeft en vervolgens een conclusie wordt getrokken. Om dat proces op een nog meer verantwoorde manier te laten verlopen, worden VG-standaarden ontwikkeld. Alle uitspraken van de Centrale raad van beroep over de arbeidsongeschikt- heidsbeoordeling van mensen met ME tot op dit moment hebben nog betrekking op de periode, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Schattingsbesluit. Over het Schattingsbesluit bestaat dus nog geen jurisprudentie van de CRvB. Men moet zich realiseren dat er bij invoering van nieuwe VG-standaarden geen sprake zal kunnen zijn van terugwer- kende kracht. Het moment waarop de beoordeling plaatsvindt, is uitermate relevant, zeker bij ziektebeelden die schommelingen kunnen vertonen, zoals ME. Een VG-standaard zal vanaf het moment van de implementatie een functie vervullen en dus niet met terugwerkende kracht. Komt men daarna voor herkeuring in aanmerking, dan geldt uiteraard de VG-standaard. Reagerend op de bij interruptie opgeworpen vraag of de Centrale raad van beroep zich wel zal laten leiden door de VG-standaard en of de standaard dus enige juridische waarde heeft, zei de staatssecretaris dat de kracht van het instrument VG-standaard in eerste instantie moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de manier waarop de uitvoerings- instantie ermee omgaat. Een nieuwe VG-standaard moet in eerste aanleg consequenties hebben voor de manier waarop verzekeringsgeneeskun- digen werken. De VG-standaard wordt niet ontwikkeld om de jurispru- dentie van de Centrale raad van beroep te beinvloeden, maar om ervoor te zorgen dat verzekeringsgeneeskundigen allemaal op eenzelfde wijze oordelen. Uiteraard wil een goede VG-standaard nog niet zeggen dat ieder probleem van de ene op de andere dag is opgelost. Zo'n standaard betekent alleen dat de verzekeringsgeneeskundigen op dat punt met eikaar goede afspraken hebben gemaakt, waarbij wordt toegezien op inhoud en kwaliteit van het totale pakket en op eenduidigheid in de uitvoering. De staatssecretaris bestreed dat men, zoals bij interruptie werd gesteld, geen stap verder is gekomen. Het afgelopen jaar hebben Kamer en kabinet afgesproken welke VG-standaarden er moeten komen en is de ontwikkeling van die standaarden in gang gezet. De VG-standaard voor ME zal de komende maand een feit zijn en dan in de praktijk de algemeen gewenste consequenties hebben. Volgens hem is er het afgelopen jaar met betrekking tot het Ziektewet-, WAO- en arbeidsomstandigheden- dossier meer gebeurd dan in de voorgaande tien jaar. Er is behoorlijk wat geimplementeerd en er staat nog behoorlijk wat op het punt van implementeren. De voorzitter van de commissie, De Jong De griffier van de commissie, Pe 6K0844 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers Staatsdrukkerij en uitgeverij URL: http://www.sdu.nl E-mail: sdu@sdu.nl